Toen Joachim weer thuis was, riep
hij: ‘Meester Pompelmoes, ik heb nu
wel zo'n raar wezen ontmoet! O, ze zag er keurig uit, hoor, een heel
fatsoenlijke zwart-en-wit gevlekte poes, maar toen ik een beleefd praatje met haar maakte, deed ze niets dan mompelen!’
Meester was bezig met huiswerk
nakijken en hij mompelde verstrooid: ‘Wat zeg je? Een poes die alleen
maar kan mompelen? Nou ja, niet iedere kat kan zo geleerd praten als jij,
Joachim.’
‘Dat weet ik ook wel’, zei
Joachim ongeduldig. ‘De meeste katten en katers kunnen helemáál niet praten,
behalve dan in een soort kattentaaltje. Maar ik heb nog nooit een poes ontmoet
die alleen maar mompelt.’
‘Hé, zeg dat nog eens’, zei De
Fleurige Hond die samen met Gerrit de Tuinkraai onder de werktafel van Meester
zat. ‘Dat laatste wat je zei, zeg dat nog eens.’
‘Wat?’ vroeg Joachim. ‘Ik zei
alleen maar: een poes die mompelt.’
........ ‘Hahaha!’ lachte De
Fleurige Hond.
‘Wat valt er zo mal te lachen!’
riep Joachim.
‘Hahaha! Een poes die mompelt.
Een mompelpoes. We moeten zorgen dat ze hier ook als huisdier in huis komt. Want
dan is ze, hahaha...’ - De Fleurige Hond zat nu zo dwaas te lachen dat ook
Meester opkeek - ‘... dan is ze de mompelpoes van Meester Pompelmoes. Haha, de
mompelpoes van Pompelmoes!’
‘Hihihi!’ kraste Gerrit de
Tuinkraai.
‘Ja, warempel’, zei Joachim, ‘dat
is me niet eens opgevallen. En anders bén je niet zo slim, Fleurige Hond. Maar
als het om te lachen is, ja, dán ... maar ... hahaha’, lachte nu ook Joachim.
‘De mompelpoes van Meester Pompelmoes!’
En de drie bijzondere huisdieren
rolden schaterend van het lachen over de grond en konden maar niet ophouden.
Meester had dat eerst glimlachend zitten aankijken, maar tenslotte werd hij
bijna een beetje boos.
‘Is het nou uit met dat domme
gelach!’ riep hij. ‘Ik geef toe: het klinkt wel grappig, de mompelpoes van
Pompelmoes, maar ten eerste ís dat beest helemaal niet van mij en ten tweede
...’ - hij viel zichzelf in de rede en vervolgde: ‘nee, ik ben tóch wel wat
nieuwsgierig naar die mompelende poes. Al was het alleen maar dat ik nooit heb
beseft dat mijn naam aanleiding kon geven tot dergelijke eh ... flauwe grapjes.
Kun je dat dier niet hier halen, Joachim?’
‘Ik zal kijken of ze in haar
tuintje is’, antwoordde Joachim en hij verdween.
|